Barnsteen
FLAPTEKST
Zomer 2007: Dorian Dewit, een Gentse dertiger, neemt het vliegtuig naar Riga. Hij wil in het reine komen, antwoorden vinden. Want vragen zijn er genoeg. Of hij zijn leven wel op het juiste spoor heeft, bijvoorbeeld. En dan is er nog de geheimzinnige, postume boodschap van zijn moeder, die in 1988 Letland bezocht tijdens een literaire excursie. Een boodschap die als een weerhaak onder zijn huid is blijven zitten. Bevat hij de verklaring van haar dood?
De Letse zon schijnt tropisch, maar de schaduwen van het verleden kapselen hem steeds dieper in. Het lokale verleden, maar ook dat van België. Terwijl hij probeert te reconstrueren wat er in 1988 precies is voorgevallen, beginnen ruimte en tijd, werkelijkheid en fictie steeds meer door elkaar te lopen. Hij zoekt houvast bij Ineta, zijn gids, die hem laat zien dat Letland en België meer delen dan alleen een dramatische geschiedenis.
Uiteindelijk belandt hij op een sprookjesachtige plek bij de Litouwse grens, waar tsarentijd, Sovjetperiode en het vrije Letland tot een wonder amalgaam zijn samengesmeed in de vorm van een landelijk hotel. Hij raakt er verwikkeld in iets wat hij wanhopig had willen vermijden: de liefde.
Compromisloze roman over een zoekende eenling, tegen de achtergrond van een Belgische regeringscrisis. Een queeste, drijvend op mysterie en passie. Een verkenning van de diepste krochten van de menselijke psyche, waarvan het slot de lezer als een bijl in de nek valt.
BEGIN
‘En, Caroline, daar bij het gerechtsgebouw in Charleroi – wat zijn de laatste ontwikkelingen?’
Een blonde vrouw verscheen op het scherm. Met wapperende haren stond ze voor een leeuwensculptuur en hield een microfoon strak rechtop bij de bovenlip, een beetje zoals een paradesoldaat zijn geweer. Het Eén-logo was perfect in beeld.
‘Niet veel, Sigrid. Alles is hier kalm, zoals je ziet, behalve het weer dan. Maar na de lunch gaan de debatten verder. Wellicht kan ik dan meer vertellen.’
‘Dank u wel, Caroline, daar bij het gerechtsgebouw in Charleroi.’
De mond van de blonde vrouw waaide vol haar, voor ze uit beeld verdween.
Het journaal eindigde met een panda die een keizersnede onderging in de Zoo van Tokio.
‘Zo, kijkers, dat was het,’ zei Sigrid. ‘We hopen u straks terug te zien voor onze avondeditie. Nog een prettige middag.’
Ze glimlachte, greep naar haar computermuis en de eindtune zette in.
‘Dank u wel, Sigrid, daar in Brussel,’ zei Dorian Dewit.
Hij nam zijn afstandsbediening en drukte op off. De tv knisperde en uit de vier hoeken van het scherm schoot een glanzende golf naar het middelpunt. Alsof het beeld van een zwart, door een steen getroffen vijveroppervlak achterstevoren werd afgespeeld. Het geknisper voerde zijn geest ook naar vers gewassen haren die overeind vlogen, wanneer je een pyjamahemd uittrok. Maar op een tv groeide geen haar. Op z’n ijskast had hij er wel al eens aangetroffen, lang geleden, toen hij nog geloofde in depressies – endogene zowel als exogene. Hij besloot er niet over te piekeren, ruimde af en kroop in bed. Dat alleen de nacht diende om te slapen, rekende hij tot de apocriefe lezingen van Genesis 1.